Home

Paragrafen

Risico's

Renterisico over de vlottende schuld:

Kasgeldlimiet

Normaliter is kortlopende financiering (looptijd < 1 jaar) goedkoper dan langlopende financiering, maar heeft als risico dat de rentelasten sterk kunnen fluctueren. Daarom gelden er met betrekking tot het financieren met kortlopende middelen wettelijke voorschriften. Zo wordt de maximale gemiddelde omvang waarvoor gemeenten kortlopende leningen en schulden in rekening courant mogen aangaan bepaald door de kasgeldlimiet.  

Deze limiet wordt volgens de Wet Financiering decentrale overheden (FiDO) berekend op basis van een vast percentage (8,5%) van het begrotingstotaal per 1 januari. Voor 2024 betekent dit een kasgeldlimiet van € 61.482.365.

Zolang de rente van leningen voor korte looptijden lager is dan de rente voor langere looptijden streven wij normaliter ernaar de kasgeldlimiet optimaal te benutten. Echter in situaties van lage rente voor langlopende leningen kan het soms verstandig zijn eerder leningen met een korte looptijd om te zetten in leningen met een langere looptijd. In het Treasurycomité zijn spelregels afgesproken voor het moment waarop we normaliter korte schuld omzetten in lange schuld (consolideren). Daarbij spelen rentevisie en liquiditeitsprognose een belangrijke rol.

Zoals al is aangegeven onder het kopje "Ontwikkelingen" in deze Financieringsparagraaf, blijkt ook uit onderstaand overzicht dat in het gehele jaar 2024 sprake was van een vlottende tegoedpositie, zodat van het overschrijden van de kasgeldlimiet het gehele jaar geen enkele sprake is geweest.

Kasgeldlimiet (bedragen x € 1.000)

1e kwartaal

2e kwartaal

3e kwartaal

4e kwartaal

Gemiddelde vlottende schuld minus gemiddelde vlottende middelen

-117.794

-142.546

-201.442

-234.695

Kasgeldlimiet

61.482

61.482

61.482

61.482

Ruimte onder de kasgeldlimiet

179.277

204.028

262.925

296.178

Berekening kasgeldlimiet

Begrotingstotaal

723.322

723.322

723.322

723.322

Percentage regeling

8,50%

8,50%

8,50%

8,50%

Kasgeldlimiet

61.482

61.482

61.482

61.482

Renterisico over de vaste schuld
Renterisiconorm:

Ook voor langlopende financiering (looptijd => 1 jaar) is in de Wet FiDO een norm ingesteld om een enigszins stabiele rentelast over de verschillende jaren te bewerkstelligen. Hierbij geldt een limiet van maximaal 20% per jaar over het begrotingstotaal. Dit houdt in dat wij in enig jaar niet meer dan een bedrag ter grootte van 20% van het begrotingstotaal aan herfinanciering dan wel renteherziening mogen hebben.  

In onderstaand overzicht is dit voor onze gemeente weergegeven voor de jaren 2024 - 2028. Hieruit blijkt dat de renterisiconorm in 2024 niet is overschreden. De aflossingen in 2024 leidden overigens niet tot een daadwerkelijk renterisico. Deze aflossingen werden betaald uit tijdelijke overtollige liquiditeiten en hiervoor werden in 2024 geen nieuwe leningen afgesloten.

Het bedrag aan renteherziening en herfinanciering is ook voor de komende jaren beperkt, er wordt dan ook geen overschrijding verwacht. Naast deze norm kijken wij naar de meerjarige financieringsbehoefte om de looptijd van nieuwe langlopende leningen te bepalen.

Renterisico op vaste schiuld versus norm (bedragen x € 1.000) (exclusief leningen Sociale Zaken)

Berekening

Begroot

Realisatie

Begroot

Begroot

Begroot

Begroot

nr.

Omschrijving

2024

2024

2025

2026

2027

2028

Renterisico

1a

Renteherziening op vaste schuld o/g

463

-

6.822

-

-

-

1b

Renteherziening op vaste schuld u/g

463

-

-

-

-

-

2

Per saldo renteherziening op vaste schuld

1a - 1b

0

0

6.822

0

0

0

3

Aflossingen

16.720

16.733

21.270

16.229

21.275

17.323

4

Renterisico op vaste schuld

2 + 3

16.720

16.733

28.092

16.229

21.275

17.323

Renterisiconorm

5

Begrotingstotaal

723.322

723.322

759.051

759.051

759.051

759.051

6

Percentage renterisiconorm volgens ministeriële regeling

20%

20%

20%

20%

20%

20%

7

Renterisiconorm

5 * 6

144.664

144.664

151.810

151.810

151.810

151.810

8

Ruimte onder renterisiconorm

7 - 4

127.944

127.932

123.718

135.581

130.535

134.487

ofwel renterisico in percentage van begrotingstotaal

4 / 5

2,31%

2,31%

3,70%

2,14%

2,80%

2,28%

Kredietrisico:
Risico verstrekte leningen

Hieronder vindt u een overzicht van de verstrekte geldleningen per 1 januari 2024 en 31 december 2024 met per categorie het bijbehorende risicoprofiel voor de gemeente. De verstrekte leningen voldoen aan de eisen gesteld door de Wet Fido en het  Treasurystatuut 2024 of zijn expliciet door uw Raad goedgekeurd.

Een gedetailleerd overzicht van de verstrekte langlopende geldleningen vindt u hier

Categorie (bedragen x € 1.000)

Risicoprofiel

Verstrekt bedrag per

Verstrekt bedrag per

1 januari 2024

31 december 2024

bedrag

procentueel

bedrag

procentueel

Woningcorporaties

miniem

8.263

50,7%

6.969

47,7%

(Achtergestelde) leningen aan economische deelnemingen

laag

3.386

20,8%

3.386

23,2%

Verstrekte leningen vanuit Sociale Zaken

laag

2.719

16,7%

2.402

16,4%

Overige instelling

hoog

1.000

6,1%

1.000

6,8%

Startersleningen via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Ned.

laag

481

2,9%

430

2,9%

Overige instellingen

laag

455

2,8%

421

2,9%

Totaal verstrekte langlopende geldleningen

16.305

100,0%

14.608

100,0%

Risico gewaarborgde geldleningen

Borgstellingen kunnen via directe borgstelling of via achtervang plaatsvinden. Betrokkenheid van waarborgfondsen betekent dat de borgstelling en hiermee ook het risico wordt gedeeld. In dit geval is het netto geborgde bedrag, dus het werkelijke procentuele deel waar Zwolle risico over loopt, lager dan de restant hoofdsom van de gewaarborgde leningen. Blijkens onderstaande tabel gaat het ultimo 2024 om een totaal netto geborgd bedrag van € 478,8 miljoen, waarvan € 463,2 miljoen middels achtervang waarborgfondsen en € 15,6 miljoen middels directe borgstelling. Een gedetailleerd overzicht van de verstrekte garanties vindt u hier .

Categorie (bedragen x € 1.000)

Risicoprofiel

Restant hoofdsom

Netto geborgd restant

Restant hoofdsom

Netto geborgd restant

per 01-01-2024

per 01-01-2024

per 31-12-2024

per 31-12-2024

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

miniem

864.581

216.145

926.364

231.591

Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

miniem

490.000

245.000

463.000

231.500

Hypotheekgaranties tot 1995

miniem

1.238

619

655

328

Stichting Nationaal Restauratiefonds (NRF)

laag

149

149

110

110

Sportsector

laag

1.991

1.549

1.700

1.349

Tiem B.V.

laag

6.603

6.603

8.188

8.188

Overige maatschappelijke instellingen

laag/midden

6.039

6.039

5.734

5.734

Totaal waarborgfondsen / directe garanties

1.370.601

476.104

1.405.751

478.800

Schatkistbankieren

Schatkistbankieren is bedoeld voor instellingen die een wettelijke of publieke taak uitvoeren en hiervoor gelden van het Rijk ontvangen. Dit houdt in dat ook gemeenten (tijdelijke) overtollige gelden in de schatkist bij het Ministerie van Financiën moeten onderbrengen. Een beperkte hoeveelheid geld mag de gemeente op haar eigen bankrekeningen aanhouden. Dit bedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van een gemeente in het verslagjaar. Als alternatief voor het aanhouden van overtollige middelen in de schatkist kunnen decentrale overheden ervoor kiezen deze middelen in te zetten om aan elkaar leningen te verstrekken.

De berekening van het drempelbedrag is als volgt: 2% van het begrotingstotaal tot € 500 miljoen en 0,2% over het eventueel hogere bedrag. Dit betekende voor Zwolle in het jaar 2024 een drempelbedrag van € 10.446.644.

Zoals blijkt uit onderstaande tabel werd in 2024 geen gebruik gemaakt van het benutten van het drempelbedrag om overtollige middelen buiten de schatkist te houden. De reden hiervoor is dat de ontvangen rentevergoeding voor gelden bij de schatkist in 2024 gunstiger was dan de ontvangen rentevergoeding in rekening courant bij onze huisbankier.

Berekening 2024 benutting drempelbedrag schatkistbankieren (bedragen x € 1.000)

Verslagjaar

1)

Drempelbedrag

10.447

Kwartaal 1

Kwartaal 2

Kwartaal 3

Kwartaal 4

2)

Kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen

214

225

243

265

(3a) = (1)>(2)

Ruimte onder het drempebedrag

10.233

10.222

10.204

10.182

(3b) = (2)>(1)

Overschrijding van het drempelbedrag

(1) berekening drempelbedrag

Verslagjaar

(4a)

Begrotingstotaal verslagjaar

723.322

(4b)

Het deel van het begrotingstotaal dat kleiner of gelijk is aan € 500 miljoen

500.000

(4c)

Het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat

223.322

(1) = (4b) * 0,02 + (4c) * 0,002 met een minimum van € 1.000.000

Drempelbedrag

10.447

(2) Berekening kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen

Kwartaal 1

Kwartaal 2

Kwartaal 3

Kwartaal 4

(5a)

Som van de per dag buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen (negatieve bedragen tellen als nihil)

19.466

20.455

22.354

24.344

(5b)

Dagen in het kwartaal

91

91

92

92

(2) - (5a) / (5b)

Kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen

214

225

243

265

Deze pagina is gebouwd op 06/13/2025 13:22:06 met de export van 06/13/2025 13:13:22